Digitale trapveldjes maken de samenleving hechter
Minister Van Boxtel, de initiator van de trapvelden in het vorige kabinet, ging er oorspronkelijk van uit dat er 34 digitale trapvelden zouden komen. Nu, ruim twee jaar nadat hij het startsein gaf, zijn er 234 trapvelden in de 29 grootste steden van Nederland. Iets minder dan de helft daarvan, 111, kreeg geld van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De rest is opgezet uit gemeentelijke fondsen en met steun van derden. In oktober 2000 was de papierwinkel met het ministerie afgerond en konden gemeenten beginnen met de inrichting van de oefenplekken voor beginnende computergebruikers. Daarbij kregen wijkbewoners en organisaties de ruimte de locaties naar eigen wens en behoefte in te richten. In sommige wijken is het trapveld in een school gevestigd, terwijl in een andere wijk het trapveld in een buurthuis of een bibliotheek zit. Variatie Ook in de doelgroepen zit veel variatie, zo blijkt uit een onderzoek dat de Stichting Nederland Kennisland en het Instituut voor Publiek en Politiek. Zij ondervroegen in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken 70 procent van de stedelijke coördinatoren en 90 procent van de beheerders van de door het ministerie gesteunde trapvelden. Digitale trapvelden richten zich soms op alle wijkbewoners, maar regelmatig ook op specifieke groepen als jongeren, allochtonen en werkzoekenden. Het grootste deel van de activiteiten is bestemd voor kinderen en tieners. Verder heeft 45 procent van de digitale trapvelden projecten speciaal voor allochtonen en 38 procent voor senioren. Ook ontplooien aardig wat van deze pctrainingscentra voor kansarmen activiteiten voor werklozen, vrouwen en gehandicapten. In hoeverre deze groepen ook gebruikmaken van de faciliteiten is niet gemeten. Het bleek al moeilijk erachter te komen hoeveel bezoekers de trapvelden het afgelopen jaar kregen, omdat onduidelijkheid bestond over de vraag of de coördinatoren bezoeken of bezoekers moesten tellen. In totaal zegt 64 procent van de coördinatoren het gebruik van hun digitale trapvelden te registreren. Echter, 27 procent van hen geeft niet aan hoeveel bezoekers zij het afgelopen jaar kregen. De opgegeven aantallen lopen zeer sterk uiteen met een minimum van twintig en een maximum van 28 duizend bezoekers (of bezoeken) per jaar. Een trapveldje met twee werkplekken in een verzorgingstehuis laat zich moeilijk vergelijken met één met twintig werkplekken in de centrale bibliotheek. Sociale cohesie De doelstellingen van een digitaal trapveld zijn het verkleinen van de digitale kloof, het versterken van de sociale cohesie en het met behulp van ICT verbeteren van de kansen van wijkbewoners op de arbeidsmarkt. Onder het verkleinen van de digitale kloof verstaan de initiatiefnemers ‘het bevorderen van de zelfredzaamheid van wijkbewoners door hun algemene ICTvaardigheden te vergroten’. Het versterken van de sociale cohesie behelst het bevorderen van contacten tussen verschillende groepen bewoners in de betreffende wijk, zowel van verschillende etnische herkomst als van verschillende leeftijdsgroepen. Aan het eind van het trapveldproject, najaar 2003, wordt de enquête herhaald. Dan zal de beheerders van trapveldjes ook naar de etnische, geslachts en leeftijdsverdeling van de bezoekers worden gevraagd. De helft van de ondervraagde coördinatoren van trapveldjes zegt speciale projecten te doen voor het bevorderen van sociale cohesie. Zo wordt in bijna de helft van de digitale trapvelden door de wijkbewoners een buurtwebsite gemaakt. Ook worden uiteenlopende projecten opgezet als het maken van digitale foto’s van de wijk en een cursus Turks en Marokkaans koken. Bij de 76 door het ministerie gesteunde digitale trapvelden die aan het onderzoek hebben meegedaan, staat het dichten van de digitale kloof voorop, gevolgd door de sociale cohesie. De doelstelling van het verbeteren van de arbeidsmarktpositie blijft ver achter in de prioriteitstelling. Dat komt voornamelijk door gebrek aan gekwalificeerd personeel en afhankelijkheid van de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) voor het opzetten van werkgelegenheidsprojecten. Successen van de trapveldjes zijn volgens de ondervraagden dat de beoogde doelgroepen worden bereikt en er nog altijd nieuwe bezoekers komen. De afhankelijkheid van vrijwilligers, asociaal gedrag van bezoekers en het gebrek aan geld vormen de belangrijkste belemmeringen voor het goed functioneren van de trapveldjes. In heel Nederland is het gebrek aan structurele financiering een probleem voor de plekken waar achterstandsgroepen kennis kunnen maken met pc’s. Vijftien van de 29 gemeenten hebben volgens de onderzoekers nagedacht over het continueren van de trapveldjes na 1 januari 2004. Zij hebben echter nog geen geld gereserveerd. Minister van Boxtel stelde ruim 9 miljoen euro beschikbaar aan de 29 gemeenten om gedurende drie jaar één of meerdere trainingsplaatsen voor computergebruikers op te zetten. De vier grote steden kregen twee keer dit bedrag. Uit een in november 2001 door het ministerie van Binnenlandse Zaken gemaakte inventarisatie bleek dat de gemeenten voor de gehele projectperiode zelf zo’n 27 miljoen euro voor het project hadden begroot. Of dat nog steeds het geval is, is volgens de onderzoekers onduidelijk. Totaalbedrag Uit de enquête blijkt dat in 2001 slechts een totaalbedrag van bijna 5 miljoen euro is geïnvesteerd, waarvan 3,8 miljoen euro door de 22 gemeenten die aan het onderzoek meewerkten. Zestien gemeenten geven aan dat de digitale trapvelden medegefinancierd worden door het bedrijfsleven (vooral hard en softwareleveranciers), woningbouwcorporaties, bibliotheken, de Europese Unie en onderwijsinstellingen. In veel gevallen gaat het om incidentele bijdragen. In een groot deel van de digitale trapvelden worden voornamelijk cursussen gegeven en zijn er relatief weinig vrije inloopuren. In andere, die bijvoorbeeld gevestigd zijn in bibliotheken, komen de bezoekers juist voor deze vrije inloopuren en hier worden nauwelijks of geen cursussen gegeven. Het afgelopen jaar is een totaal van 13.291 cursussen gevolgd bij de 65 Digitale Trapvelden. De prijzen van een cursus lopen uiteen van 0 tot 110 euro per cursus en de duur van 2 tot 28 uur. Ook zijn er twaalf digitale trapvelden waarbij alle cursussen gratis zijn. De trapvelden geven vooral veel basiscomputercursussen, gevolgd door internet, email en Officecursussen. Gemiddeld zijn de digitale trapvelden zo’n 39 uur per week open. Er zijn echter trapveldjes die 1 uur per week open zijn, maar er zijn er ook die 75 uur per week te bezoeken zijn.