Een softwaremonopolie bij deoverheid stopt niet vanzelf
In 2002 werd de ‘motie Vendrik’ in de Tweede Kamer aangenomen, die de regering opdroeg om ervoor te zorgen dat in 2006 ‘alle door de publieke sector gebruikte software aan open standaarden voldoet’ en bovendien de ‘verspreiding en ontwikkeling van software met een open broncode [...] te stimuleren’. Een en ander omdat ‘software een cruciale rol speelt in de kennissamenleving’, terwijl de markt sterk gemonopoliseerd is.Uit het bericht, dat komend jaar een kwart tot een derde van de gemeenten een overstap naar OpenOffice.org ‘overweegt’, kan men met evenveel stelligheid concluderen, dat tweederde tot driekwart van de gemeenten volgend jaar helemaal geen gebruik gaat maken van open standaarden voor de kantoorsoftware, maar, belangrijker, ook niet eens een overstap overweegt.
Met andere woorden: tweederde van de gemeenten voelt er weinig voor om kantoorsoftware netjes aan te besteden; tweederde van de gemeenten heeft geen boodschap aan open standaarden; tweederde van de gemeenten zal het een zorg zijn dat ze ‘de mededinging beperkt’ (motie Vendrik) en heeft, in het algemeen, geen boodschap aan de ‘cruciale rol’ van software in de kennissamenleving.
Dat is niet helemaal verbazingwekkend. De grootse plannen rond open source en open standaarden van de rijksoverheid hebben de afgelopen jaren vrijwel uitsluitend geleid tot wijzigingen aan de server-kant. Ik begrijp wel waarom: het is voor de eindgebruiker onzichtbaar (dus gemakkelijk in te voeren) en bovendien pijnloos: aan de server-kant bestaat geen marktaandeel van meer dan negentig procent van éen leverancier en er bestaan dus vrijwel altijd voorbeelden hoe het anders kan.
Aan de desktop-kant gebeurt vooralsnog nauwelijks iets. Is er bijvoorbeeld al een ministerie dat Firefox gebruikt om het web te bekijken? Hoe dat komt, is eenvoudig. Het programma OSOSS van de overheid geeft informatie over open source en het stimuleert open standaarden – en doet dat overigens voortvarend. Helaas werd een oude wetmatigheid over het hoofd gezien, die zegt dat attitude-verandering uitsluitend leidt tot een gedragsverandering, wanneer er een keuze-moment is.En wat kiezen we, wanneer alle systeembeheerders, ambtenaren, schoolverlaters, Kamerleden, ministers, scholieren en docenten van achter hun gemonopoliseerde werkplek de wereld bekijken? Want kennis van open standaarden hebben ze niet, zo bleek uit het onderzoek ‘Geen kennis hoger onderwijs over open standaarden en open-sourcesoftware’, van Holland Open, http://hollandopen.nl/article.jsp?nr=1568. Niet voor niets werd de overstap van de gemeente Groningen op het nippertje gered door een groep bezorgde burgers, in plaats van door – bijvoorbeeld – een effectief fiscaal stimuleringsprogramma, een subsidie vanuit het Rijk of een centrale toezichthouder ICT-strategie. Het was bijna ‘toch maar weer Microsoft in Groningen’, AG week 25.
Het huidige informatie-monopolie laat zich niet afbreken met halve maatregelen. Toen KPN Telecom een 100 procent marktaandeel op de telecom-markt had, kwam de OPTA. De marktwerking voor radio en televisie wordt bewaakt door het Commissariaat voor de Media. Het huidige monopolie op de ICT-markt vraagt om directe, expliciete, heldere sturing met als doelstelling gezonde marktverhoudingen, waar we een gezonde prijs voor gezonde software betalen.De correcte versie van het nieuwsbericht in AG zou daarna moeten luiden: ‘100 procent van de gemeenten overweegt OpenOffice.org’, waarna we heel tevreden kunnen zijn als dertig procent de overstap daadwerkelijk maakt. Pas als dat het geval is, begrijpt de overheid het belang van ICT in de kennissamenleving, het belang van strategische inzet daarvan en het belang van vrije keuze.
Sessink is directeur van een bedrijf dat Linux-kantoorautomatisering levert.