Insight
In de goede tijden van de ICT-industrie werd zwaar ingezet op deze voorliefde. Er werden zelfs sollicitatiegesprekken gevoerd bij autodealers. ICT-ers annex autofielen konden dan meteen wegrijden in één van de beschikbare auto’s. Of die auto nu echt een zakelijke noodzaak was, deed er minder toe. Zo zijn er veel gevallen bekend van officemanagers, administrateurs en systeembeheerders, die wel een auto toegewezen kregen, zonder dat daarvoor enige zakelijke noodzaak bestond. Voor autofielen is een auto van de zaak enerzijds een zegen, maar anderzijds een groot probleem. Het is natuurlijk prachtig om een dergelijk financieel voordeel te ontvangen, maar de andere kant van de medaille is, dat derden zich een mening permitteren over ‘jouw’ auto en als zodanig vaak negatief ingrijpen in de levensvreugde van de autofiel. De werkgever/directeur, als het geen autofiel is, kijkt op een andere manier naar de auto. Voor hem is een auto om van A naar B te rijden. Hij ziet bedrijfsauto’s als middel om personeel aan te trekken en ook als rijdend marketingobject. Sommige directeuren krijgen er een kick van wanneer zij uit het raam van de directiekamer kijken en een parkeerterrein zien met allemaal witte auto’s met overal op dezelfde plaats een groot logo van het bedrijf liefst met telefoonnummer. Eenheid van tenue, ook bij de bedrijfsauto’s. De voordelen zijn legio. Klanten herkennen het bedrijf en zien duidelijk de hoge organisatiegraad. En wanneer alle auto’s op elkaar lijken is het in noodgevallen ook gemakkelijker om even van elkaars auto gebruik te maken. Dat dit de nodige discussie oproept met autofielen is te begrijpen. Deze willen zich immers onderscheiden met hun auto. ‘Waarom moet ik in een witte auto rijden?’ Het antwoord dat het een veilige kleur is, wordt onmiddellijk om zeep geholpen. Dan had het bedrijf beter als bedrijfskleur fluoriserend oranje kunnen nemen. En om een rijdend reclamebord te zijn, kan al helemaal geen genade vinden in de ogen van de autofiel. De mogelijkheid om ‘jouw’ (bedrijfs)auto, al is het maar voor een paar uur, af te staan aan een collega, is de doodsteek voor de echte autofiel. Er is weinig voorstellingsvermogen voor nodig om in te zien dat iemand die minutieus vlekjes wegpoetst in en op zijn auto echt hartkloppingen krijgt, wanneer zijn auto aan een stug rokende rotzooimaker wordt meegegeven. De auto van de zaak kan ook zorgen voor irritatie bij de leiding. Zo vroeg een directeur aan een (echte) systeemprogrammeur of hij onmiddellijk in zijn auto wilde springen om naar een klant te gaan, die snel geholpen moest worden. "Dat zal niet gaan", zei de systeemprogrammeur. "Mijn vrouw heeft vandaag mijn auto. Ik kan wel met de trein en een taxi naar die klant gaan. Ik neem aan dat ik die kosten gewoon kan declareren?" De slechte resultaten van de laatste jaren in de ICT-wereld werken sanerend op de ‘auto-van-de-zaak-problematiek’. In de eerste plaats worden veel minder mensen aangenomen die een auto van de zaak krijgen die zij niet nodig hebben. De voortdurende saneringen in de ICT zorgen voor minder banen, bevroren of verlaagde salarissen, intrekken van oneigenlijke financiële voordelen en raken onvermijdelijk ook de bedrijfsauto. Lagere cataloguswaarde, langer doorrijden met de gebruikte auto, genoegen nemen met een auto die ‘overblijft’ als gevolg van vertrekkend personeel, hogere eigen bijdrage, etcetera. Met het uitkleden van de autoregeling heeft het bedrijf een kostenverlaging voor ogen. Een geheime doelstelling is soms ook om enkele autofielen een duwtje in de rug te geven om zelf ontslag te nemen. Het kan verkeren.