Itanium verdringt Xeon nog niet
Mike Fister, algemeen directeur van de Enterprise Platforms Group van Intel, ziet in de Itanium een van de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen op het gebied van servers. Het gaat niet zomaar om één product, benadrukt Fister, maar een hele productfamilie. De nieuwe architectuur zal volgens hem een levensduur hebben van tien jaar of langer. Aan de ontwikkeling van de Itanium is zes jaar gewerkt. “Het was een heel lange mars”, erkent Fister, maar het resultaat mag er volgens hem zijn. “Er zijn nu honderden pilots aan de gang. We hebben het aantal moeten beperken, want er waren veel meer aanvragen.” McKinley Tijdens zijn Developer Forum in Californië onthulde Intel eind februari het prototype (‘first silicon’) van het tweede familielid in de Itanium-reeks, die onder de codenaam McKinley bekendstaat. Sommige analisten hebben al geopperd dat bedrijven beter kunnen wachten op die chip, die pas over een jaar beschikbaar komt, en de Itanium links moeten laten liggen. Fister is het daar volstrekt mee oneens, al erkent hij dat historisch bezien latere exponenten van een productfamilie altijd meer afnemers trekken omdat ze verder uitontwikkeld zijn. “Die honderden pilot-gebruikers van de Itanium doen niet voor de lol mee”, betoogt Fister. “Het gaat om gebruikers met reële problemen, die hun bedrijf efficiënter willen laten werken. Het kan best zijn dat sommigen er een hele lange proef van maken en pas met de McKinley op 64-bits zullen overgaan. Maar er zullen zeker ook klanten zijn die al meteen Itanium-systemen kopen.” Ook de fabrikanten die nu met Itanium-servers op de proppen komen, hebben volgens Fister goede argumenten. “Het zijn nota bene bedrijven die al concurrerende productlijnen in huis hebben, servers met een bedrijfsgebonden Risc-architectuur. Die fabrikanten investeren nu in Itanium-systemen en straks zeker ook in McKinley omdat ze klanten hebben die hun problemen niet met de huidige producten kunnen oplossen.” Proefballon De topman van Intels serverafdeling betwist de stelling dat de Itanium alleen maar een soort proefballon is, omdat de beschikbare 64-bits software nog onvoldoende is uitgerijpt. “Mensen die denken dat de Itanium meteen alles zal vervangen, zijn naïef. Onze aanpak gaat uit van concentratie op die zaken waar de Itanium in uitblinkt, zoals databasebeheer en toepassingen voor ‘business intelligence’. Pas daarna zullen we het 64-bits platform verbreden en verdiepen.” Het 32-bits processorplatform (IA-32) is dus, als het aan Intel ligt, ook voor servers nog een lang leven beschoren. Nog jarenlang zullen deze processors bijvoorbeeld de voorkeur hebben boven een duurder Itanium-systeem voor bijvoorbeeld kleine webservers, zo verwacht Mike Fister. Ook door zijn fysieke eigenschappen, zoals het hoge energieverbruik en grote hitteafgifte, blijft de toepassing van de Itanium voorlopig beperkt. Heet hangijzer Naast de Itanium ziet Fister in de toenemende ‘dichtheid’ van servers een tweede belangrijke ontwikkeling. Voor klanten is de afmeting van servers een heet hangijzer. “In het bijzonder Application Service Providers (ASP’s) en Internet Service Providers (ISP’s) zijn zeer gebrand op het proppen van nog meer servers in een kubieke meter”, constateert de topman van Intels serverdivisie. Fabrikanten hanteren de aanduiding ‘U’ (unit) als standaardmaat voor de ruimte die servers in een rekopstelling innemen. Daarbij komt 1U overeen met een hoogte van eendriekwart inch (4,4 centimeter), 2U met 3,5 inch enzovoort. De vraag is hoe een server nog verder kan krimpen nu de minimale hoogtemaat van 1U is bereikt. In die ruimte past een module met twee processors, geheugen en een harde schijf. Blades Een mogelijke oplossing voor het ruimteprobleem zijn de zogenaamde ‘blades’ (letterlijk: bladen). Deze zijn te vergelijken met insteekkaarten waarop vrijwel alle functionaliteit van een server is samengepakt. Alleen de voeding en de schijven voor opslag ontbreken. Een aantal blades kan horizontaal of verticaal in het serverrek worden gekoppeld tot een multi-processing systeem. In de plannen van Intel is een blade op zichzelf ook al een dual-processorsysteem. “Dat is al zo met onze 1U-servers. We willen dat concept bij ultrahoge dichtheden overeind houden. Dat is het mooie van onze benadering in vergelijking met andere fabrikanten.” Met dat laatste doelt Fister onder meer op RLX Technology, een begin dit jaar opgericht bedrijf uit Texas. Een van de grondleggers en topman van RLX is Gary Stimac, die in de jaren negentig hoofd technologie was van Compaq. Zijn bedrijf is deze maand begonnen met de levering van multi-processorservers met Crusoe-processors van Transmeta en lijkt daarmee hoge ogen te gooien. Het RLX System 324 mag dan ‘maar’ één processor per blade bevatten, de hele server telt er wel 24, in een bouwhoogte van drie rekeenheden (3U). Infiniband Een laatste trend die Fister signaleert houdt verband met input/output-technologie. Nu processors almaar sneller worden, beginnen de verbindingen tussen servers onderling en met opslagsystemen een steeds grotere flessenhals te vormen. Infiniband, een nieuwe I/O-technologie, moet dat probleem oplossen. Infiniband is omarmd door 220 bedrijven, waaronder naast Intel-adepten als IBM, Compaq en HP ook concurrenten als Sun Microsystems. “Het onderling koppelen van servers en de aansluiting van opslagsystemen is nu een achilleshiel. Voor verdere schaalvergroting van de Intel-architectuur is Infiniband daarom van groot belang. Het stelt ons in staat naar systemen met 32 processors en meer te gaan”, aldus Fister. “In eerste instantie zal Infiniband worden toegepast voor de koppeling van servers. Ik verwacht dat later dezelfde technologie ook gebruikt zal worden om servers met opslagsystemen te verbinden. Sommige fabrikanten kiezen voor Gigabit Ethernet om Fiber Channel te vervangen, maar andere zullen direct de overstap naar Infiniband maken.”