Overslaan en naar de inhoud gaan

Juridisch kader blijft bij elektronische vormen van onderwijs onderbelicht

AUTEUR: Mr. V.A. de Pous
Tech & Toekomst
Shutterstock
Shutterstock

E-learing als dienst voor bedrijfseducatie blijkt lastig aan de man te brengen. De markt laveert op dit moment tussen de technologie en organisatie en zeker tussen kosten en opbrengsten: wat staat centraal? Ook over standaarden en de rol van aanbieders bestaat verschil van inzicht. Dienstverleners op het terrein van e-learning gaat het zeker niet allemaal voor de wind, mede omdat grootschalige projecten op zich laten wachten. Maar er is ook goed nieuws. De elektronische leeromgeving – als een specifieke vorm van e-learning – kan uitstekend op basis van het application service provider-model worden aangeboden. Het ASP-model raakt meteen het juridische aspect dat als een rode draad door e-learning loopt: het auteursrecht als intellectueel eigendomsrecht en het verlenen van een gebruiksrecht van een auteursrecht. Het belangrijkste juridische verschil tussen klassieke licentieverlening van een softwarepakket en het op afstand door een derde (tussenpersoon) ter beschikking stellen van deze software betreft de duur van de licentieovereenkomst. Bij standaardsoftware (tegenover maatwerk) was de werkwijze tot nu toe vrijwel uitsluitend: de verkoop van het gebruiksrecht voor onbepaalde tijd. Eenmaal rechtmatig verworven kan de klant programmatuur tot in lengte van dagen toepassen. Zo simpel is dat, en geheel los van financiële afschrijvingstermijnen. Met de opkomst van het application service providing- (ASP) model, goed beschouwd een vorm van ICT-facilities-management, wordt de licentie in de meeste gevallen slechts voor bepaalde tijd verleend. Namelijk zo lang de ASP-overeenkomst voortduurt. Of dat wenselijk is, is een ander verhaal. Hetzelfde geldt voor de vraag of de verhuur van e-learning-software per saldo voor de gebruiker een voordelige, gelijke of duurdere uitkomst geeft. Iedereen die ‘iets doet’ met een computerprogramma van welke aard dan ook en daarvan niet de juridische eigenaar is, heeft in beginsel toestemming nodig van de rechthebbende, de softwareproducent. Dus niet alleen de ASP-dienstverlener en zijn klant, ook anderen die bij het ASP-traject betrokken worden, zoals telecommunicatiebedrijven, moeten een licentie hebben. In het kader van e-learning-projecten is die constatering in zoverre extra lastig, omdat het auteursrechtelijke voorwerp verre van eenduidig is. Misschien juister gezegd: bij e-learning spreekt iedereen eensluidend over ‘content’, terwijl de betekenis ervan nogal kan verschillen. Aan de ene kant van het spectrum staat content voor een kant-en-klare applicatie met één functionaliteit (bijvoorbeeld een computersimulatiespel zoals een managementgame) aan de andere kant voor een elektronische leeromgeving met verschillende functionaliteiten (database, communicatie, web-enabled browser), op basis waarvan onder meer onderwijskundigen allerlei lesmateriaal ontwikkelen. Als een universiteit het genoemde managementspel als leerstof in een curriculum wil opnemen, verschilt de juridische situatie in principe weinig van het ten behoeve van studenten nemen van een licentie op Microsoft Word. In principe, omdat de licentievorm mede afhankelijk is van het business-model van de aanbieder. Echter, wanneer een bedrijf voor zijn werknemers over wil gaan naar een elektronische leeromgeving en externe docenten de opdracht geeft cursussen te ontwikkelen, is er ten aanzien van het e-learning-platform sprake van een licentie, terwijl het bedrijf het op maat ontwikkelde lesmateriaal – waarop eveneens auteursrecht rust – in eigendom wil hebben. Daar moeten afspraken over gemaakt worden. Niet alleen omdat overdracht van auteursrecht volgens de Auteurswet 1912 uitsluitend schriftelijk kan, ook zullen de docenten hun opdrachtgever moeten vrijwaren tegen aanspraken van derden op grond van auteursrechtinbreuk (kopiëren van andermans lesmateriaal, et cetera). Andere rechtsaspecten van e-learning hebben betrekking op de toegang tot breedbanddiensten en tot onderwijs (vergelijk de Amerikaanse No Child Left Behind Act), de bescherming van de privacy van cursisten (de Wet bescherming persoonsgegevens?) en bijvoorbeeld de multi-vendor-problematiek met betrekking tot de continuïteit van onderwijsdiensten. Welke leverancier is waarvoor aansprakelijkheid? De jongste onderwijstrend maakt de juridische aspecten nog complexer. Voortschrijdend inzicht leidt steeds vaker tot ‘blended learning’. De ooit bedachte, in de praktijk minder zinvolle scheiding tussen e-learning en klassikaal onderwijs gaat verdwijnen.

Lees dit PRO artikel gratis

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

  • Toegang tot 3 PRO artikelen per maand
  • Inclusief CTO interviews, podcasts, digitale specials en whitepapers
  • Blijf up-to-date over de laatste ontwikkelingen in en rond tech

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heb je al een account? Log in