Laten uitlekken van broncode is vorm van criminaliteit

De onverlaten die de bewuste delen van de broncode van verschillende Microsoft-computerprogramma’s, waaronder Windows 2000, Windows NT, Internet Explorer 5.0 en Windows Media Player, via internet hebben gepubliceerd, vallen ongetwijfeld in de categorie ‘Microsoft bashers’; zij die zich fel tegen de softwareproducent uit Redmond keren en dat niet onder stoelen of banken steken. Heeft Microsoft al regelmatig te maken gehad met daden van sabotage gericht op zijn webservers, met de openbaarmaking van de softwarecodes worden op een van de meest grove wijzen de intellectuele eigendomsrechten en bedrijfsgeheimen geschonden. Natuurlijk, in liefde en oorlog is alles geoorloofd en niemand die zich er druk om maakt, met uitzondering van het slachtoffer zelf en mogelijk de federale politie. Dankzij internet, waar miljoenen mensen toegang tot hebben, vindt er ook nog eens een enorme schaalvergroting plaats. Computercriminaliteit is soms zo eenvoudig dat een kind bijna de was kan doen. Sinds 1991 geeft Microsoft gratis inzage in de sourcecode van het Windows-besturingssysteem door middel van het zogenoemde Shared Source Program. Overheid en bedrijfsleven en ook universiteiten kunnen hiervan gebruikmaken. De broncodelicentie bevat naast bepalingen over eigendomsrechten en geheimhouding ook een inzagerecht voor de gebruiker. Veranderingen aanbrengen in het programma mag de gebruiker echter niet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld opensource-software waar ten principale wel een contractueel recht op bewerking wordt verleend. Verder bieden Bill Gates cum suis sinds 2003 speciaal voor overheden het Government Security Programma (GSP). Met dit programma wil Microsoft naar eigen zeggen voldoen aan de speciale behoeften van overheden op het gebied van veiligheid, privacy en inzichtelijkheid van code. Groot-Brittannië en Rusland hebben van deze mogelijkheid al gebruikgemaakt. In dit kader speelt vooral de angst voor digitale achterdeurtjes mee. Zou Microsoft opzettelijk zijn software op een dusdanige wijze programmeren dat het - of wellicht Amerikaanse inlichtingendiensten - stiekem toegang tot de systemen en informatie van de licentienemers zou krijgen? Het mag overigens ronduit opvallend genoemd worden dat Microsoft zowel zijn licentiebeleid zelf (meer rechten, zoals een inzagerecht in de broncode), als de in licentie te geven technologie verbreedt. Voor wat betreft het laatstgenoemde, Microsoft maakte eind vorig jaar bekend dat het zijn gehele octrooiportfolio, eveneens gratis (dus ‘royalty free’), wil aanbieden aan de academische gemeenschap wereldwijd, voor niet-commercieel gebruik. Aan kennis delen dus geen gebrek, terwijl tegelijkertijd het risico dat de kroonjuwelen van ‘s werelds grootste softwareproducent op straat komen te liggen, toeneemt. Tegelijkertijd wijst deze ontwikkeling op de vraag waar het in de informatie- en communicatietechnologie nu echt om gaat. Om de - meer algemene - beschikbaarheid van technologie, of de vrije beschikbaarheid van de broncode van software? Maar er speelt bij de openbaarheid van computerprogramma’s nog iets anders: beveiliging. Jim Allchin van Microsoft liet er tijdens de geruchtmakende rechtszaak Department of Justice versus Microsoft geen twijfel over bestaan dat toegang tot de volledige broncode hightechcriminelen meer gelegenheid geeft. In een verklaring voor de rechter zei Allchin toen (mei 2002): "Hoe meer de makers van virussen weten hoe antivirusmechanismes in het Windows-besturingssysteem werken, des te gemakkelijker is het om virussen te schrijven of om deze mechanismen te vernietigen." Over deze en mogelijke andere veiligheidsaspecten van programmatuur waarvan de broncode vrij beschikbaar is, zal meer helderheid moeten komen.