Nog veel vragen rond Burgerservicenummer
identificeren, en wellicht bedrijven klanten, dat hij het zijne vorige week op een congres spontaan publiek maakte.
Zo niet Anita Regout, beleidscoördinator overheid bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), dat aan het BSN nog veel haken en ogen ziet.
De BSN-plannen zijn geleidelijk ontdaan van allerlei elementen die burgers moesten beschermen tegen onwenselijke gevolgen, betoogde Regout. Ze deed dat nadat ook Corien Prins, Tilburgs hoogleraar Recht en Informatisering, zich bezorgd had getoond over implicaties van het BSN, ‘een uitermate machtig instrument’. In vergelijking met het sofinummer, dat alleen in het sociaal-fiscaal domein mag worden aangewend, mogen meer organisaties het BSN gebruiken en voor meer doelen. Zo stond in het wetsontwerp eerst dat het er is voor het uitvoeren van een ‘publiekrechtelijke taak’. Maar dat adjectief is geschrapt. VNO-NCW en MKB-Nederland dienden al een verzoek in het BSN ook in het bedrijfsleven toe te laten.
Privacygevoelig
Ook sectornummers zijn verdwenen. Aanvankelijk was de gedacht dat het BSN voor sectoren, waarin veel privacygevoelige informatie omgaat, zoals de zorg, door een vertaalvoorziening wordt omgezet in een sectornummer. Maar de zorg en andere sectoren werken straks met het BSN in oorspronkelijke vorm. Regout wees erop dat de meeste Europese landen sectorale nummers kennen en sommige algemene persoonsnummers nadrukkelijk uitsluiten, zoals Duitsland en Portugal (dat dit zelfs in de grondwet heeft staan). Ook haalde ze Zweden aan, dat vanaf 1946 een algemeen nummer kent, dat bovendien tevens door het bedrijfsleven wordt aangewend, maar nu van dit private gebruik terugkomt.
Het CBP heeft er grote moeite mee dat met BSN, basisregistraties en e-identiteitskaart (met biometrie) enorme infrastructuren worden ingevoerd zonder dat een algemeen persoonsinformatiebeleid is vastgesteld, waaraan die zaken kunnen worden getoetst. Ook een politieke discussie over de nieuwe instrumenten in hun onderlinge samenhang en een maatschappelijk debat had Regout gemist. De BSN-wet zelf ontbeert eveneens een toetsingskader. Ze vroeg zich af of haar BSN straks ook op haar vuilnisbak komt, zodat die zo nodig makkelijk kan worden terugbezorgd.
De positie van burgers, ook de Raad van State heeft daarop gewezen, is zwak. Weliswaar komt er een klachtenprocedure, maar die beperkt zich tot het door BPR beheerde BSN-stelsel. Dan gaat het om zaken als de nummergenerator, waarmee gemeenten van nummers worden voorzien om ze aan burgers toe te kennen, om de BSN-beheervoorziening, waarin van burgers zeven identificerende gegevens worden opgeslagen voor het doen van snelle checks, en om een terugmeldvoorziening, waarmee gebruikers fouten kunnen aangeven. Maar die procedure geldt niet voor de wijze waarop organisaties het BSN gebruiken om informatie over burgers uit basisregistraties te halen en op grond daarvan besluiten of maatregelen nemen. Als in de basisregistratie ‘Inkomens’ een onjuist bedrag staat kan dat tot afwijzing van huur- of zorgtoeslag leiden, en moet men maar zien waar men dat krijgt rechtgebreid. Foute gegevens kunnen zich zelfs (éénmaal opgeslagen, overheidsbreed gebruikt) ‘als een olievlek’ verspreiden, zei Regout. Prins vond daarom dat bij constatering van onregelmatigheden er ook een terugmeldplicht naar burgers moet komen en betreurde dat een daartoe strekkend amendement in de Tweede Kamer het niet had gehaald. Met zo’n melding aan burgers zouden deze erop kunnen worden geattendeerd als iemand anders met hun nummer aan de haal is gegaan en zouden ze tegen zulke identiteitsfraude ook zelf maatregelen kunnen nemen. Overigens zijn in Nederland nog geen gevallen van identiteitsfraude bekend als in Amerika, waar het een slachtoffer vier jaar en 1600 dollar kost om de schade weg te werken. Regout pleitte voor een onderzoek naar id-fraude in Nederland.
Theo Hooghiemstra en Erik de Wild hielden vanuit hun betrokkenheid bij de invoering van het BSN in respectievelijk zorg en onderwijs gloedvolle betogen over de heilzame werking, die het nummer in die sectoren kan hebben. Ook vonden ze de visie van Regout en Prins te somber. Deze kregen echter ook steun van bij het BSN betrokkenen.
Gebrekkig
Met hen vindt Richard van Breukelen, ICT-directeur Belastingdienst, dat de foutafhandeling gebrekkig is geregeld. En ook dat de BSN-invoering ‘de geloofwaardigheid van grote operaties ter discussie’ heeft gesteld. De Belastingdienst (beheerder van het sofinummer) was eind 2005 klaar en de meeste gemeenten ook, want het BSN zou er al in januari komen, maar sindsdien wachten ze op zowel de Tweede als de Eerste Kamer. In dit jaar is Den Haag er niet in geslaagd een essentieel onderdeel van het BSN-stelsel te realiseren. Dat is het ‘Register Niet-Ingezetenen’ (RNI), een soort GBA voor buitenlanders die vanwege een relatie met de Nederlandse overheid ook een BSN moeten krijgen. Omdat dit zo’n heterogene groep is (circa 1,2 miljoen mensen), is het lastig te bepalen waar bijvoorbeeld RNI-loketten moeten komen. Maar, zei Van Breukelen: “Waar beleidsmakers eisen stellen aan uitvoerders, mogen ze ook wel zichzelf de eis stellen een compleet product op te leveren.”
Een uitermate machtig instrument