Opslagsystemen hebben eigen ‘martelkamer’
De test omvat drie verschillende niveaus, waarbij de gestelde eisen steeds zwaarder worden. Het laagste niveau stelt eigenlijk niet zoveel voor, het is opgesteld voor prototypes van nieuwe systemen of apparatuur die in niet-kritische situaties wordt gebruikt. Niveau twee is bedoeld voor die apparatuur die het onder normale omstandigheden moet blijven doen. “Level 3, tenslotte, wordt verleend aan systemen die het eigenlijk altijd moeten doen. Dat is dus het geval bij een opslagsysteem dat aan boord van een onderzeeër wordt geplaatst. Of dat ding nou gewoon boven water vaart, of een zeer steile duik uitvoert, dit mag de opslag van gegevens niet beïnvloeden”, zegt Van der Woning. Broodnodig De NEBS-standaard is ontwikkeld door Bell Telephone Laboratories en daarna verder uitgebreid door telecombedrijf Bellcore uit de Verenigde Staten. Het was voor hen een middel om vast te stellen hoe betrouwbaar een bepaald product is. Het ging in die tijd, zo medio jaren tachtig, om schakelapparatuur voor telefooncentrales. Deze machinerieën werden door telecomaanbieders dicht opeengepakt opgesteld in hun panden. Doordat zoveel apparatuur op een kleine ruimte werd samengezet, nam de kans op storingen aanmerkelijk toe. Alle apparatuur genereert warmte en veel van die ‘straalkacheltjes’ bij elkaar kunnen voor problemen zorgen. Ook is er niet altijd sprake van een vrije toegang van lucht, die nodig is om de apparatuur enigszins te koelen. Een niet te onderschatten risico is de onderlinge beïnvloeding, een apparaat met een aanlopende ventilator die veel trillingen produceert, kan de goede werking van een apparaat in de directe omgeving verstoren. Om er zeker van te zijn dat in de praktijk alles goed zal werken, worden vooraf enkele zeer strenge tests gedaan. Komt een apparaat daar goed doorheen, dan zegt dat iets over de kwaliteit. Martelen Een systeem dat een NEBS Level 3 test ondergaat, krijgt populair gezegd ‘flink op zijn donder’. Tijdens een deel van de test staat de apparatuur uit, maar tijdens de resterende proeven dient het systeem in kwestie gewoon te functioneren. In de uit-stand wordt bijvoorbeeld de vrieskou gesimuleerd, door de temperatuur een halve graad celsius per minuut te laten zakken, tot een niveau van -40 graden is bereikt. Dan laat men de apparatuur drie etmalen staan, waarna het geheel in één keer in een ruimte met kamertemperatuur wordt geplaatst. Aan de warme kant wordt een soortgelijk kunstje uitgehaald. De omgeving van de apparatuur wordt opgestookt tot 70 graden celsius, door iedere minuut de temperatuur een halve graad op te voeren. Ook dan volgt weer een verblijf van 72 uur in de hete ruimte, gevolgd door een abrupte plaatsing in een ruimte met kamertemperatuur. Ook willen de testers graag weten hoe een systeem zich gedraagt wanneer de luchtvochtigheid toeneemt. Daartoe wordt een moordende omgevingstemperatuur van 40 graden celsius opgewekt, waarin het testtoestel 96 uur moet blijven staan. Ondertussen wordt de vochtigheidsgraad gevarieerd tussen 90 en 95 procent. “Dan denk je dat je apparatuur het ergste heeft gehad, maar niets is minder waar. Dit waren alleen nog maar de tests in de uit-stand, daarna komt het werkende systeem aan bod”, aldus Van der Woning. Het testsysteem wordt ingeschakeld, waarna het een gesimuleerde serie omgevingscondities over zich heen krijgt. De temperatuur wordt gevarieerd tussen -5 en +50 graden celsius, met wisselende vochtigheidsgraden. Het verloop van temperatuur en vochtigheid wordt geregeld volgens een vast recept. Stof In een werkelijke omgeving krijgt een systeem nog meer ellende te verduren, zoals bijvoorbeeld vervuiling. Van der Woning: “Dat testen ze door een hoeveelheid viezigheid over het systeem uit te strooien, denk aan stof. Dit is vooral erg belastend voor de koeling van het systeem. Als de ventilatoren verstopt raken, dan loop je de kans dat de hele handel in vlammen opgaat. Het ontwerp moet dus zodanig zijn, dat stof niet zoveel uitmaakt. In de omgeving van het systeem komt niet alleen fysieke rommel voor, ook op elektrisch gebied kan er sprake zijn van vervuiling. Bij de test wordt een reeks ontladingen opgewekt en onder zo’n bombardement moet alles blijven werken.” Natuurlijk wordt het onderwerp ‘aardbeving’ ook niet vergeten. Op een soort trilbank wordt het te testen systeem onderworpen aan een serie trillingen en schokken. Het apparaat dat zorgt voor de schokken is in staat om een uitslag van maximaal 25 centimeter te veroorzaken, wat ook kan gebeuren bij een flinke aardbeving. Om de test helemaal af te maken, wordt de apparatuur ook nog onderworpen aan een reeks brandtests. Mocht een brand de behuizing van het systeem bereiken, dan is het van belang om te weten in hoeverre de apparatuur vlam kan vatten. Daarbij wordt speciaal gelet op de brandwerende en -vertragende maatregelen die de producent heeft genomen. Militair Van der Woning: “Hoe vreselijk al die testen ook klinken, het kan altijd nog erger. De NEBS heeft betrekking op systemen die voor gewoon commercieel gebruik geschikt zijn. Kom je echter in het militaire vlak, dan gelden heel andere eisen. We hebben onze opslagsystemen van het type SANnet laten keuren volgens de zogeheten Mil-STD ofwel de ‘military standard’. Begin dit jaar hebben we een certificering gekregen voor Mil-STD 108F. Deze regeling heeft ook betrekking op de storing die het apparaat zelf veroorzaakt. Dat wil zeggen: er wordt juist gekeken of het apparaat geen storende invloeden produceert. Je moet dan denken aan geluid, trilling, elektromagnetische straling en dergelijke.” Dana Kammersgard, Chief Technology Officer van Dot Hill: “We waren niet zo benauwd voor deze test, aangezien onze systemen de NEBS Level 3 beproevingen al hadden doorstaan. Voor militair gebruik moet een systeem overal ter wereld inzetbaar zijn, zoals op grote hoogte, aan boord van schepen, bijvoorbeeld. De apparatuur moet dus bestand zijn tegen lage luchtdruk, zeer vochtige omgevingen met een hoog zoutgehalte en sterk wisselende temperaturen.” Dot Hill is overigens een van de weinige aanbieders die een NEBS Level 3 certificaat in de wacht heeft gesleept. “Ik weet dat alleen Sun Microsystems voor bepaalde servers aan die tests heeft voldaan”, zegt van der Woning.