Tijd krap voor basisregistraties
Basisregistraties gelden als absolute voorwaarde om een ‘andere overheid’ te realiseren, die met een uitgekiende gegevenshuishouding de kwaadwillende burger afstopt in zijn frauduleus gedrag en de goedwillende beter diensten verleent, althans minder lastigvalt met vragen naar de bekende weg. In de meeste van de zes basisregistraties, waartoe het kabinet tot nu toe heeft besloten (er volgen er meer), spelen gemeenten een sleutelrol. Lokale overheden klagen wel eens dat er vanuit Den Haag veel op hen afkomt. Wanneer dus de derde ‘kwaliteitsmonitor gebouwen en adressen’ van DataLand, distributieknooppunt voor gemeentelijke gebouwgegevens, aantoont dat het beter moet, past dat in het beeld: gemeenten kunnen het allemaal nauwelijks behappen. Maar DataLand-directeur Michiel Jellema legt zich er niet zo maar bij neer.
Eerst maar het positieve nieuws. De ‘vullingsgraad’ van de DataLand-database groeit en wel in drie opzichten. Allereerst doen 175 gemeenten mee. Dat is minder dan de helft, maar ze zijn met 4,1 miljoen gebouwen goed voor tweederde van het Nederlands totaal. Van de tien gebouwkenmerken, waarop DataLand zich richt, leveren gemeenten er steeds meer. En, derde niveau, die kenmerken leveren ze dan van steeds meer van hun gebouwen.
Goed gaat het met acht data- land-kenmerken: adres, actuele bestemming, soort woonobject, huur/eigendomstatus, bouwjaar/klasse, inhoud, oppervlakte en monumentaanduiding. Slecht echter met de twee overige: coördinaten en aantal bouwlagen. De x,y-coördinaten ontbreken bij zo’n 85 procent van de DataLand-gemeenten. Jellema: "Dat bemoeilijkt het gebruik van geografische informatiesystemen. Afnemers willen informatie graag visualiseren in een kaart of tegen een achtergrond van luchtfoto’s. Nu moeten ze daarvoor de coördinaten ergens anders vandaan halen. We leveren gegevens van gemeenten en coördinaten horen daar nu eenmaal niet standaard bij." DataLand gaat hier geen actie op ondernemen. Want de coördinaten, afkomstig uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland, worden opgenomen in de basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) die gemeenten straks onder coördinatie van het ministerie van VROM moeten bijhouden. "Dan krijgen wij ze op die manier," aldus een nuchtere Jellema. DataLand werkt steeds intensiever samen met VROM en deelt met het departement de opvatting dat dubbel werk vermeden moet worden.
De organisatie ontplooit wel extra inspanningom de bouwlagen compleet te krijgen. "Als we het aantal bouwlagen hebben kunnen we, omdat we ook oppervlakte en inhoud weten, de hoogte beter bepalen. De z-coördinaat dus. Voor dat gegeven bestaat een groeiende belangstelling. Vanuit het ruimtelijk beleid bijvoorbeeld, waarvoor bouwhoogtes moeten worden bepaald, vanuit de telecomhoek, die het bereik van zendmasten moet vaststellen, en ook voor veiligheid en rampenbestrijding wordt het steeds belangrijker. We zitten daar bij gemeenten bovenop. We leveren afnemers wat gemeenten verstrekken. Maar als ze acht gegevens beschikbaar stellen en we weten dat ze er negen of tien in huis hebben, gaan we daar meteen achteraan."
Er is vooruitgang op het gebied van de classificatie. "Voor personen heb je met het sofinummer één codering. Voor vastgoed is dat niet zo. Gemeenten hebben zelfs de ruimte om eigen coderingen te gebruiken. Wij stimuleren ze tot het gebruik van één landelijke classificatie. Dat maakt het voor afnemers die gegevens landsdekkend aanwenden, veel eenvoudiger. Het gebruik door gemeenten van eigen coderingen loopt inmiddels terug." Jellema ziet hierin een tendens naar gemeentebrede, integrale informatievoorziening. "Bij eilandautomatisering kun je met taakspecifieke classificaties nog wel uit de voeten. Nu die duidelijk minder voorkomen, is dat een teken van groei van de gemeentelijke vastgoedinformatievoorziening."
De eerste DataLand-afnemers waren vooral onderzoeks- en adviesbureaus op het gebied van (waardebepaling van) onroerend goed. Inmiddels zijn ook Kadaster, woningcorporaties en hulpverleningsdiensten klant. Een nieuw aangeworven accountmanager moet het huidige aantal van twaalf afnemers voor eind dit jaar boven de vijftien zien te krijgen. Klanten krijgen tot nu toe tweemaal per jaar een cd-rom. In september opent DataLand een tweede distributiekanaal. Dat gebeurt in het project ‘Geoloketten’, dat in het kader van het programma ‘Ruimte voor Geo-Informatie’ een betere ontsluiting van ruimtelijke gegevens beoogt. Aanbieden via een elektronisch loket, waar gegevens direct gedownload kunnen worden, stelt speciale eisen aan de actualiteit. Uitgerekend op dit punt heeft de laatste kwaliteitsmonitor evenwel minder positief nieuws gebracht: de ‘interne verwerkingstijd’ is van tien weken twee jaar geleden teruggezakt naar vijftien weken nu. Dat wil zeggen dat een gegevenswijziging er vijftien weken over doet om in het systeem te worden opgenomen.
"We weten de oorzaak niet," zegt Jellema. "Gemeenten doen steeds meer aan kwaliteitszorg. Toch neem de interne actualiteit af. We maken ons daar zorgen over." Voor de BAG geldt straks dat vier dagen nadat het college van B en W een besluit heeft genomen, dat in de registraties moet zijn verwerkt. "Die vier dagen zitten in de door ons gemeten vijftien weken, dus je kunt het niet zo maar met elkaar vergelijken, maar we zien het wel als een signaal. We gaan gemeenten stimuleren die termijn te bekorten. Als straks dat internetloket open gaat, komt daar druk van afnemers bij. Gemeenten vinden het goed dat DataLand zo de gegevenskwaliteit bevordert. We monitoren niet alleen om afnemers te kunnen informeren over de kwaliteit, maar het werkt ook in de richting van gemeenten. We zijn van hen. En mogen ze schouwen. Elke gemeente ontvangt ook een individueel rapport, waarmee ze verbeteringen kunnen doorvoeren."
De basisregistraties adressen en gebouwen zijn al enkele keren genoemd, maar hoe verhouden zich de VROM-plannen op dat gebied eigenlijk tot de al een aantal jaren groeiende DataLand-praktijk? Alle gegevens die VROM met BAG voor ogen heeft, behoren tot de DataLand-gegevensset. Worden hier nu toch twee wielen uitgevonden?
"Dat is niet de bedoeling. Eind vorig jaar heeft het DataLand-bestuur besloten zijn ambities medio 2005 uit te spreken. Onlangs heeft daartoe een rondetafelconferentie plaatsgehad met betrokken partijen, zoals VROM, Kadaster, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten, en het programma Stroomlijning Basisgegevens. Gisteren vergaderde het bestuur, dat VROM binnenkort zijn standpunt zal meedelen. En dan vooral hoe het de rol van DataLand ziet ten opzichte van de ‘landelijke voorziening’: het distributiepunt, waarmee de gemeentelijke basisregistraties worden ontsloten. Jellema: "Ik kan er niet op vooruitlopen. Maar twee dingen zijn duidelijk. We hebben allereerst gezegd: Gooi het open, vandaar de rondetafelconferentie. En met VROM hebben we uitgesproken: We gaan samenwerken, alleen weten we nog niet precies hoe."
Hoe de samenwerking ook wordt ingericht, dat gemeenten adressen en gebouwen gaan bijhouden in een basisregistratie (waarvan de hele publieke sector verplicht gebruik moet maken) is evident. Ook op dit punt kwam DataLands monitor tot weinig opbeurende bevindingen. Met adressen is nog maar 55 procent van de gemeenten gestart, met gebouwen zelfs slechts 31 procent. Voor de invoering van de BAG heeft maar 36 procent budget gereserveerd.
Jellema wijst op een ‘fase- verschil’ tussen kleinere en grotere gemeenten. De laatste zijn verder in hun ontwikkeling naar integrale informatievoorziening en dus ook met de invoering van basisregistraties. Kleinere gemeenten moeten een inhaalslag maken. "Na de zomer komt VROM met een handreiking voor de invoering van de BAG. Daar willen wij dan graag ons steentje aan bijdragen. Of het haalbaar is? Het moet in 2009 ingevoerd zijn. Veel gemeenten moeten dit jaar hun oriëntatiefase afsluiten. Dan blijft drie jaar over. Dat is het minimum. Sneller gaat niet. De kans is groot dat meer tijd nodig is. Daarom ben ik benieuwd naar de handreiking."
Die zal in elk geval niet van financiële aard zijn. VROM heeft vanaf het begin gezegd dat de grootste winst bij gemeenten ligt en dus geen geld voor implementatie beschikbaar komt. Maar omdat de kost voor de baat uitgaat, zou Jellema enige rijksondersteuning op zijn plaats vinden. "Toen gemeenten online moesten, kregen ze als ze met vijven samenwerkten, een subsidie. Dat heeft goed gewerkt. Dat was Haarlemmerolie. Ik zou daar bij de basisregistraties ook voor zijn."