Veel geschreeuw en weinig wol in debat met Kamerleden
De drie Kamerleden en de vertegenwoordigers van ICT-bedrijven en -organisaties, en betrokken departmenten kruisten in het Museum voor Communicatie de degens over de concepttekst ‘Informatiesamenleving in het regeerakkoord 2002-2006’. Een waaier van organisaties als Isoc, EPN, Nederland-ICT, Infodrome en Surfnet werkten de afgelopen maanden aan wat de ICT- paragraaf in het komend regeerakkoord moet worden. De uiteindelijke versie, waarin de vruchten van het EPN-debat worden verwerkt, is bedoeld voor de kabinetsformateur. De opstellers willen voorkomen dat aan ICT, zoals in het regeerakkoord van Kok II, slechts een enkele alinea gewijd wordt. De Kamerleden beloofden alle drie beterschap: ICT krijgt de hoogste prioriteit. Desalniettemin stapte Wagenaar na een klein uurtje op omdat er dringender zaken op haar wachten. Toen waren er nog twee. Voordat het zover was, waren er heel wat pretenties en weinig concrete toezeggingen uitgesproken. De stelling uit de concepttekst, dat Nederland tot de Europese ICT-voorhoede moest toetreden, ging de Kamerleden niet ver genoeg. Wagenaar ging voor de toptwee, Voûte voor de mondiale top. Het Nationaal Beleid Informatiesamenleving, dat in het concept centraal staat, is de verantwoordelijkheid van het hele kabinet. Eén minister zorgt voor de coördinatie en fungeert als politiek aanspreekpunt, in de visie van de opstellers. Giskes dacht aan een onderminister met verregaande bevoegdheden omdat D66 naar een klein kernkabinet streeft. “Niks daarvan”, aldus een felle Voûte. “Dat wordt een excuus-Truus. Iedere minister is verantwoordelijk voor ICT-integratie op zijn eigen terrein.” Zappen Iemand uit het publiek riep sceptisch de premier in herinnering, die probeerde te zappen met een muis. Volgens Wagenaar, die net als haar VVD-collega de hele regeerploeg verantwoordelijk wil maken voor het ICT-beleid, staat er echter een nieuwe, jongere generatie klaar die bekend is met computers en internet. “De fractieleider zal bij de sollicitatiegesprekken bovendien moeten kijken naar het enthousiasme dat een kandidaat voor ICT aan de dag legt.” Toen was het tijd voor het ‘gedram over infrastructuur’, zoals Voûte het noemde. Hoewel het woord breedband in de hele concepttekst niet voorkomt en over de infrastructuur alleen vermeld wordt dat die in 2010 toekomstvast, betrouwbaar en voor iedereen toegankelijk moet zijn, riep de zaal al snel om breedbandinitiatieven. De PvdA wil 200 miljoen euro voor de realisatie van breedband. Met dat geld moet de regering optreden als regisseur, volgens Wagenaar. “De overheid gaat niet zelf graven, maar moet de partijen uit de markt om de tafel krijgen.” Giskes wees erop dat D66 een nog groter bedrag wilde spenderen aan breedband-initiatieven. “Er is in vergelijking met de fysieke infrastructuur te weinig aandacht voor de digitale infrastructuur.” Een eufemisme volgens een vertegenwoordiger van Casema die schamperde dat de overheid miljarden aan asfalt uitgeeft, maar met de UMTS-veiling en de verkoop van kabelnetten alleen maar geld uìt de telecommarkt heeft gehaald. Voûte kiest voor klassieke mechanica: de overheid moet een vliegwiel in beweging krijgen door te werken aan content en opleidingen dan volgt de vraag naar breedband vanzelf. Bij conrete doelstellingen met een prijskaartje eraan, zoals in het concept, hielden de Kamerleden de boot af. Driekwart miljard euro voor onderzoek, innovatie en contentontwikkeling, is te laag ingezet, meende Voûte. “Je moet de ambitie heel hoog stellen omdat je al blij mag zijn als je de helft realiseert”, maar een bedrag wilde ze niet noemen. Tot slot werd de twee Kamerleden die het debat hadden uitgezeten gevraagd wat voor hen de topprioriteit had voor het regeerakkoord. ‘Honderd procent relevante dienstverlening online’, vond Voûte. ‘Dat ligt eraan bij welke club ik zit’, zei Giskes.