Microsoft heeft grotendeels zijn zin gekregen
Op 21 oktober klaagt het ministerie van Justitie Microsoft aan, omdat het bedrijf pc-makers dwingt zijn net geïntroduceerde web-browser Internet Explorer 4.0 te installeren om Windows op hun pc’s te mogen aanbieden. Daarmee overtreedt Microsoft een al uit 1994 daterende bepaling. Enkele weken later beklaagt Microsoft zich erover dat zijn concurrenten de overheid misbruiken en stelt het bedrijf dat het zelf wel uitmaakt welke mogelijkheden er in Windows worden opgenomen en welke niet. In december bepaalt rechter Thomas Penfield Jackson dat Microsoft pc-leveranciers niet meer mag dwingen Explorer te installeren; Microsoft verzet zich hevig. 1998 In januari staat Microsoft na dreigende woorden van de rechter de pc-leveranciers schoorvoetend toe Windows 95 te installeren zonder Explorer-icoon op de desktop. In de eerste maanden van 1998 wendt Microsoft vele middelen aan om het tij te keren. De PR- machine draait op volle toeren. Justitie neigt namelijk naar een uitbreiding van de rechtszaak, bijvoorbeeld met de Java-kwestie waarover Microsoft inmiddels met Sun in een rechtszaak is verwikkeld. De competentie van de door de rechtbank als technisch deskundige benoemde professor Lawrence Lessig wordt door Microsoft in twijfel getrokken. Op 4 mei stuurt Microsoft aan financieel analisten een brief met de waarschuwing dat een vertraging van de introductie van Windows 98 door de overheidsbemoeienis ‘brede, negatieve gevolgen’ zou hebben voor de hele PC-industrie. De Amerikaanse federale overheid en een aantal staten openen op 18 mei 1998 een bredere antitrustrechtszaak tegen Microsoft. Het bedrijf wordt beschuldigd van illegale praktijken met als oogmerk het ten gronde richten van de concurrentie. Een maand later, twee dagen voordat Windows 98 verschijnt, behaalt Microsoft een overwinning voor het Hof van Beroep, dat bepaalt dat Windows 95 en Explorer een ‘geïntegreerd product’ vormen en dat Microsoft zijn bundelverkoop, de oorspronkelijke reden voor de rechtszaak, dus kan doorzetten. De nieuwe rechtszaak begint, na herhaald uitstel, op 15 oktober. Getuigen van Sun en Apple, twee bedrijven die ook door Microsoft benadeeld zouden zijn, worden vooralsnog niet toegelaten. Al aan het begin van de zaak krijgt CEO Bill Gates het hard te verduren. Zijn ontkenning (per video) zich met concurrentiekwesties bezig te houden, wordt gelogenstraft met interne memo’s waaruit het tegendeel blijkt. Discussie ontstaat vervolgens over contacten die Microsoft en Netscape zouden hebben gehad over het onderling verdelen van de browser-markt. Apple beweert daarna dat Microsoft zou hebben gedreigd de Office-suite voor de Macintosh te staken, als Apple Navigator niet zou verruilen voor Explorer als standaard-browser. Meermalen draait Microsoft de tenlastelegging om, door te stellen dat de tegenpartij juist onoorbaar handelde. Dat gebeurt zelfs wanneer een Intel-topman stelt dat Intel een multimediasoftwareproject staakte, nadat Gates had gedreigd de volgende processor van Intel niet te zullen ondersteunen. Op 24 november 1998 neemt AOL Netscape over voor 4,2 miljard dollar. Microsoft ziet het als argument voor zijn stelling dat de concurrentie in de softwaremarkt levend is en vraagt om stopzetting van de rechtszaak – tevergeefs; alleen de staat South Carolina haakt af. 1999 De zaak gaat verder met discussies over Java en vooral over de mogelijkheid Internet Explorer te verwijderen uit Windows 98. Volgens Microsoft was dat onmogelijk, maar een professor van Princeton toont met een eenvoudig, zelfgeschreven programma aan dat het wel kan. De laatste getuige van de overheid, professor Franklin Fisher, betoogt tussen 6 en 12 januari herhaaldelijk dat Microsoft monopolistische trekken vertoont en innovaties frustreert. Het bedrijf zou zijn belangrijkste distributiekanaal hebben vergrendeld. Betaling geschiedt niet in de vorm van extreem hoge prijzen, maar door het verder beschermen van het monopolie, aldus Fisher. Microsoft-getuige Paul Maritz probeert vervolgens in een serie verhoren de rechter ervan te overtuigen dat zijn bedrijf wel degelijk stevige concurrentie ondervindt. Ook andere topmannen van Microsoft, waaronder James Allchin, Nathan Myhrvold en Brad Chase passeren de revue. In een serie videodemonstraties probeert Microsoft te bewijzen dat Windows slecht presteert zonder zijn browser en dat concurrerende browsers makkelijk te downloaden zijn. De demonstraties maken weinig indruk. Microsoft- manager Daniël Rosen moet op 22 en 23 februari toegeven te hebben gelogen over de manier waarop hij de kwestie Netscape benaderde. Ook komen op de laatste dag van de hoorzittingen, 26 februari, harde bewijzen boven – wederom in de vorm van interne e-mails – dat Microsoft de Java-markt wil ‘vervuilen’ om Java te kunnen vernietigen. Op 30 maart praten Microsoft en de Amerikaanse overheid voor het eerst over een schikking, maar zonder resultaat. De maand juni wordt besteed aan de eindpleidooien, waarin de concurrentie van AOL/Netscape een grote rol speelt. In de definitieve schriftelijke samenvatting (‘findings of fact’) verwijt de overheid Microsoft zijn uitleg van de kwestie Netscape regelmatig te hebben gewijzigd en wordt Gates’ verklaring ongeloofwaardig genoemd. Microsoft betoogt dat het niet mogelijk is een monopolie te hebben in de dynamische pc- en internetbusiness. Op 5 november komt ten slotte rechter Thomas Penfield Jackson zelf met zijn conclusies. Hij stelt dat Microsoft wel degelijk monopolistische macht heeft en die macht heeft misbruikt. Consumenten hebben daaronder geleden. In november en december komen de partijen regelmatig opnieuw bij elkaar om over een schikking te praten, vooralsnog zonder resultaat. 2000 Microsoft doet op 25 maart zelf een schikkingsvoorstel, dat al veel lijkt op de regeling die vorige week werd afgesproken: pc-bouwers mogen hun pc’s leveren zonder Internet Explorer, alle pc-makers krijgen dezelfde licentievoorwaarden voorgeschoteld en softwaremakers krijgen meer toegang tot Windows-broncode. Overheidsadvocaten vinden het aanbod laat en te vaag. Nadat rechter Jackson 23 van de 26 aanklachten van de overheid officieel gegrond heeft verklaard, vragen de overheid en de zeventien staten hem Microsoft op te splitsen in twee ondernemingen; een voor Windows en een voor de applicaties. Microsoft protesteert hevig en stelt dat het plan onuitvoerbaar is. In juni volgen vele juridische manoeuvres van beide zijden. Inzet is de vraag of de kwestie verder voorgelegd moet worden aan het Hof van Beroep of aan het Hoger Gerechtshof. Pas in september besluit de laatste dat de zaak naar het Hof van Beroep gaat, een zet die de rechtszaak weer een stuk langduriger maakt. 2001 De hoofdrechter van het Hof van Beroep plaatst eind februari grote vraagtekens bij de wijze waarop rechter Jackson de zaak heeft aangepakt en stelt diens positie ter discussie. Op 28 juni van dit jaar draait het Hof definitief het besluit tot opsplitsing terug en krijgt rechter Jackson te horen dat hij niet meer nodig is in deze zaak. Een andere rechter zal zich over de afhandeling buigen. Op verzoek van het ministerie van Justitie wordt de zaak vervolgens terugverwezen naar een lagere rechtbank. Een poging van Microsoft alle bevindingen van rechter Jackson alsnog geschrapt te krijgen, omdat hij zich negatief over Microsoft zou hebben uitgelaten, vindt geen gehoor. Rechter Colleen Kollar-Kotelly wordt op 24 augustus benoemd om de zaak tot een goed einde te brengen. Er lijkt druk uitgeoefend te worden de kwestie snel van tafel te krijgen; ook het ministerie van Justitie laat nu weten geen zware maatregelen meer te wensen, maar wel een ‘snelle, effectieve en zekere verlichting voor consumenten’. Op 2 november bereiken Microsoft en Justitie overeenstemming over een schikking. Microsoft moet concurrenten in staat stellen hun toepassingen net zo goed op Windows te laten draaien als zijn eigen toepassingen. Computerbouwers krijgen meer vrijheid in de wijze waarop zij Windows gebruiken. Microsoft krijgt vijf jaar lang drie onafhankelijke waarnemers over de vloer, die zich zullen vergewissen van de correctheid van het gedrag van de softwaregigant. Foto Districtsrechter Thomas Penfield Jackson moest in juni van dit jaar het veld ruimen. Hij bepaalde in april dat Microsoft de concurrentiewetgeving had overtreden en zijn monopolistische macht had misbruikt; hij overwoog een opsplitsing van het bedrijf. Het Hof van Beroep bepaalde echter dat Jackson onjuist gehandeld had en stuurde hem naar huis, tevens bepalend dat de opsplitsing van de baan was. Binnen vier maanden kreeg zijn opvolgster Colleen Kollar-Kotelly het voor elkaar dat alsnog een schikking werd getroffen. foto: larry downing/reuters