Minister: bedrijven moeten zelf maatregelen nemen bij investeringen in China

Schreinemacher meldt in antwoord op Kamervragen van GroenLinks-kamerlid Tom van der Lee dat in 2018 Nederlandse bedrijven nog zo’n 660 Chinese dochterondernemingen hadden, waar dit aantal in 2010 nog 795 bedroeg.

Op de vraag of het wenselijk is dat Nederlandse bedrijven zonder toezicht investeren in medische-en communicatietechnologieën, chips en andere economisch gevoelig liggende zaken, stelt Schreinemacher onder meer dat het kabinet zich bewust is van de veiligheidsdimensie die internationale handel en investeringen kunnen hebben. “Wij zijn hier alert op, en proberen dit, waar nodig, te mitigeren door middel van het nemen van maatregelen, zoals investeringstoetsing en exportcontrole.”

Het Nederlandse bedrijfsleven is volgens Schreinemacher gehouden aan Europese en nationale regels over de export van onder meer programmatuur en technologie die zijn opgenomen in de bijlage van de Europese Dual-Use Verordening.

Vergunningsplicht

Daarbij is er een vergunningplicht bij export, zoals goederen voor cybersecurity en cybersurveillance. Aanvragen voor een vergunning kunnen worden afgewezen wanneer er zorgen zijn over het eindgebruik, ook in relatie tot de schending van mensenrechten.

Op de vraag of er beleid zou moeten zijn om ongewenste investeringen tegen te gaan die potentieel mensenrechten zouden kunnen schenden, antwoordt Schreinemacher dat het kan voorkomen dat er investeringen zijn die aanleiding geven tot zorg. “De overheid informeert bedrijven actief over deze mogelijke risico’s door het organiseren van evenementen, informatiebijeenkomsten en bedrijfsbezoeken.” Toch is het volgens de minister aan bedrijven zelf om passende maatregelen te nemen.