Googles geclaimde succes van Knol roept twijfels op

De lezers kunnen ook de artikelen waarderen en becommentariëren. Via dat mechanisme komen de beste artikelen vanzelf bovendrijven, veronderstellen de makers. De auteurs kunnen zelf AdSense-advertenties op de pagina zetten en zo inkomsten genereren. Die opzet is door Google gekozen om meer deskundigheid aan te trekken. Volgens Google is Knol dus een succes. Niet alleen telt de site al 100.000 lemma’s, de portal is inmiddels ook beschikbaar in 8 talen, er staan teksten op de site in 59 talen en de bezoekers komen uit 197 landen, meldt Google in een persbericht. Nate Anderson van de website Ars Technica zet wat vraagtekens bij het beweerde succes. Zo constateert hij dat het bezoek aan de Knol-site sterk tegenvalt. Knol geeft per entree het aantal bezoekers aan, en dat overstijgt zelden de paar honderd, constateert Anderson. Dat vertaalt zich ook in slechte vindbaarheid: bij zoekopdrachten – met Google - zie je zelden een artikel uit Knol in de lijst. Daarnaast werkt het Google-mechanisme van ‘survival of the fittest article’ niet echt, meent Anderson. Voor Barack Obama zijn er inmiddels maar liefst 809 entrees. Dat is op zich ook niet verwonderlijk, meent Anderson. Er is namelijk geen enkele stimulans om mee te werken aan het artikel van een ander; daar valt immers niets mee te verdienen. En daar lijkt het de contribuanten aan Knol – anders dan de Wikipedia-medewerkers - toch vooral om te doen. Volgens Anderson zijn veel entrees ook spamachtig of kopieerwerk die alleen bedoeld lijken om via Google Adsense-programma advertie-inkomsten uit Knol te genereren. Los van Andersons recensie geven de kille cijfers ook al aan dat Knol niet in de schaduw van Wikipedia kan staan. Wikipedia is in de acht jaar van zijn bestaan volgens de organsiaties gevuld met 10 miljoen artikelen - meer dan 600.000 per halfjaar - en verschijnt in 265 talen, zonder de steun van een kapitaalkrachtige partij. De organisatie moest zelfs onlangs weer om donaties bedelen bij de bezoekers van de site om de exploitatiekosten te kunnen dragen.