AI maakt weinig kans als uitvinder, blijkt uit testcases
Begin dit jaar wees het Europees Patent Office (EPO) al de aanvraag van Thaler af. Vorige maand deed ook het U.S. Patent and Trademark Office (USPTO) dat.
Thaler stelde dat een speciaal daartoe ontworpen systeem genaamd DABUS, zonder enige menselijke inmenging noviteiten had ontworpen: een speciale voedseltrommel en een lamp die reageert op de activiteit van zenuwen. Hij diende de aanvragen in bij het EPO en bij USPTO. EPO wees de aanvraag af omdat alleen een natuurlijk rechtspersoon als uitvinder kan worden aangemerkt legt EPO-patentbeoordelaar Anton Versluis uit. "Er zijn economische en morele rechten verbonden aan uitvindingen. Het economisch recht - dus het recht de vinding te gelde te maken - kan bij een bedrijf of rechtspersoon liggen. Maar het moreel recht - het recht genoemd te worden als uitvinder - ligt altijd bij de uitvinder zelf - een natuurlijk persoon - en kan ook niet overgedragen worden. Een systeem met kunstmatige intelligentie is nou eenmaal geen natuurlijk persoon."
Ook het argument dat zo'n systeem zonder menselijke tussenkomst met iets onverwacht nieuws komt, kan de patentbureaus niet vermurwen. "Er is altijd iemand die het systeem aanzet en iemand die de uitkomsten herkent als iets nieuws, iets bijzonders." Dat zijn dan de uitvinders in de zin van de Europese Octrooiwetgeving. De wet ziet AI als een gereedschap, net zoals de hamer van de timmerman uiteindelijk heel bijzondere dingen kan maken.
Wie of wat doet de mentale stap?
Hoewel het Amerikaans octrooirecht iets anders in elkaar zit, kwam het USPTO ook tot de conclusie dat de wet een natuurlijk persoon als uitvinder vereist. Thaler heeft overigens nog wel mogelijkheden om in beroep te gaan tegen de besluiten. Het Amerikaanse besluit bijvoorbeeld is gebaseerd op een uitspraak uit 2013 van het Federale hof in een geschil tussen de Universiteit van Utah en het Max Planck Instituut. Daarin lag echter de nadruk op het feit dat de mentale stap bij het ontstaan van een uitvinding altijd wordt uitgevoerd door een natuurlijk persoon. De vraag is echter of dat in dit geval ook zo is, vraagt patent-jurist Kirk Hartung van het bureau McKee, Voorhees & Sease zich af in een artikel op IP Watchdog.
Ook bij het EPO heeft de beroepskamer de DABUS-case nu in behandeling.
EPO-aanpak voorbeeld in de wereld
Het heeft voor Thaler weinig zin de vindingen van DABUS nog bij de andere grote patentbureaus zoals in Japan, China en Zuid-Korea in te dienen. Die volgen namelijk in grote lijnen de aanpak die het EPO heeft bedacht voor het behandelen van zogeheten Computer Implemented Inventions. Versluis: "In de volksmond worden dat ook wel softwarepatenten genoemd, maar dat is een verkeerde benaming want in de wet is software juist uitgesloten van patentering."
Tot die uitsluiting is besloten om een duidelijke scheiding te kunnen houden tussen het patentrecht en het auteursrecht. Pure software valt dus onder het auteursrecht. "Je kunt wel een uitvinding patenteren waarvan enkele of zelfs vele stappen worden uitgevoerd door een computer. Neem als voorbeeld een automatische analyse van beeldmateriaal om borstkanker op te sporen. Die software als zodanig is niet patenteerbaar maar de stappen die je zet in combinatie met de beelden uit de fysieke wereld, zijn wel patenteerbaar."
Reacties
Om een reactie achter te laten is een account vereist.
Inloggen Word abonnee